Blogger aan het woord
In hoeverre is mijn jeugd van invloed geweest op mijn latere drinkgedrag, vroeg ik mij af. Is het alcoholgebruik dat ik van huis uit heb meegekregen op enige manier van invloed geweest?
Het alcoholgebruik concentreerde zich bij ons thuis (arbeidersgezin in Rotterdam) op de verjaardagen en dat waren er niet veel want ik was enig kind. In de huiskamer van ongeveer vijf bij vijf meter werden fauteuils verschoven om ruimte te maken, stoelen in het gelid gezet, onderzetters en asbakken klaargezet en in de tussenkamer werden de verschillende flessen drank op de eetkamertafel onder handbereik gebracht, evenals allerlei soorten glazen. In de aangrenzende, kleine keuken stond het een en ander klaar om opgewarmd, gesmeerd of uitgedeeld te worden. Altijd heerste er in die aanloop naar het eerste bezoek nervositeit. Tegen achten kon de eerste visite worden verwacht en kwam die voor kwart acht dan was zeker de opmerking: ‘Oh, wat vroeg’, te horen van mijn vader of moeder. De eerste oom en tante die op bezoek kwamen, hadden hun zitplek voor het uitkiezen, maar moesten zich daarbij wel realiseren dat ze daar de hele avond toe veroordeeld waren; er werd bij ons niet van zitplaats gewisseld. De kapstok raakte al snel overladen, de woonkamer en zijn vrije stoelen bezet, sigaretten- en sigarenrook begonnen de kamer te vullen evenals gesprekken en gelach. Er voltrok zich iets wat zich in menig huiskamer in Rotterdam in die tijd voltrok. Koffie- en theerondjes en daarna de alcohol. Het was dan rond negen uur. Het was aan mijn vader de taak bestellingen op te nemen, deze te onthouden en vervolgens te serveren. Ook als hij de bestellingen opschreef, verdwaalde hij toch ergens in zijn aantekeningen, hoe zeer hij zich ook had voorgenomen het noteren grondig aan te pakken. Dus ging hij vanuit de tussenkamer waar de fles stonden, terug de woonkamer in om een oom die in een geanimeerd gesprek verwikkeld was, te moeten onderbreken: ‘Wat wilde jij nou ook weer, Cor?’ Dan kreeg hij bijvoorbeeld te horen: ‘Donkerbruin, heb je dat Piet?’.
Omdat deze verjaardagen gevierd werden op de feestdag zelf en dus geregeld op een werkdag vielen, zou de visite tegen elven vertrokken zijn. Met het openbaar vervoer of de fiets, vrijwel niemand reed auto. Van een drinkgelag was geen sprake geweest. Ik heb het nooit geteld, maar veel verder dan twee rondjes alcoholische dranken kwam het niet. Mijn moeder die een doodenkele keer wel eens een advocaatje wilde nemen op zo’n avond, had dan al gezegd dat ze het in d’r benen voelde en mijn vader had zich gehouden aan koffie, thee en limonade. Ik heb hem nooit een druppel alcohol zien drinken. Na zo’n verjaardag gingen de flessen terug in de kast, waar ze onaangeroerd bleven tot de volgende verjaardag. Wel of niet drinken was tussen mij en mijn ouders nooit onderwerp van gesprek; het speelde geen enkele rol van betekenis, hooguit in zijn afwezigheid. Kroegbezoek was er niet bij, hoewel wij er, toen we op het Noordereiland woonden, omringd waren door cafés. De enige keer dat ik in mijn jeugd in een kroeg kwam, was met een vriendje uit de straat. We gingen mee met zijn ouders en kregen in de afgeladen ruimte met z’n tweeën het biljart tot onze beschikking, om daar geschoold te worden in tien over rood. Het was er gezellig en van het alcoholgebruik ter plekke is niets tot mij doorgedrongen. Aan de wandel met mijn moeder kwamen we een keer onze toen dronken onderbuurman tegen. Hij kon nauwelijks koers houden, zocht geregeld steun aan de muur, hield ons aan en hij schonk mij een dubbeltje, dat hij met de nodige moeite uit zijn portemonnee had gevist. Mijn moeder nam mij het geldstuk af en zei dat ze het aan hem zou retourneren, want Kees wist volgens haar op dat moment niet wat hij deed. Ze had een lichte afkeer van Kees en zijn laveloze toestand getoond, maar dat was het wel zo’n beetje. Toen we Joegoslavische buren kregen (zogenaamde gastarbeiders) werden we door hen uitgenodigd. Er stond een tafel gedekt met allerlei eten dat ons volkomen vreemd was en feitelijk grotendeels door mijn ouders werd geweigerd. Dat gold ook voor de heldere drank die in kleine glaasjes tot aan de rand werden volgeschonken, maar die resoluut werden geweigerd. Het taalprobleem deed de rest op dit slagveld van de integratie. De vrouw en kinderen van deze Joegoslavische buren gingen terug, de man bleef alleen achter en raakte aan de drank.
Mijn eerste confrontatie met alcohol was toen ik bij de Koninklijke Landmacht ging werken, zoals ik in een eerdere blog heb beschreven. Van huis uit heb ik het niet zo meegekregen. Maar ook geen afkeer ervan ontwikkeld. Het waren veranderende omstandigheden zoals toenemende welvaart die alcohol normaliseerde. Om een of andere reden raakte in de jaren zeventig van de vorige eeuw Apostel rosé in de mode en nog andere merken en de rest volgde. Vorige week was ik op een feestje en zag met welk gemak er geschonken, genomen en gedronken werd. Nog niet zo heel lang terug zat ik daar aan mee te doen, zonder bij sommigen de gretigheid op te merken die ik toen zelf ook gehad zal hebben. Nee, van huis uit heb ik het niet meegekregen, dat zuipen. Ik heb de neiging de sociale omstandigheden een grote rol te geven. Voor wat het waard is.