Hartendief
Ik heb corona. Twee jaar lang heb ik om de lockdowns heen op school gewerkt: honderden kinderen om me heen, soms zelfs de helft van een klas ziek thuis, en ik hield stand. Tot nu. Precies een week voordat de overheid een eind maakt aan alle maatregelen moet ik me er nog aan houden. Dat betekent vijf dagen thuis. Niet dat ik zou kunnen lesgeven, zonder stem en met een hoofd vol watten.
Nu ik ziek ben, staat veel me tegen. Koffie? Van alleen de geur al word ik akelig. Van vet eten word ik misselijk en van scherpe smaken als knoflook en ui breekt het zweet me uit. Vroeger kreeg ik nog wel eens een groc als ik verkouden was: kokend water met citroen, honing en een flinke scheut cognac. Maar ook daar moet ik nu niet aan denken. Zelfs de gedachte aan een glas koude witte wijn doet me niks. Alweer een reden waarom alcohol in het rijtje ‘ongezond’ past. Je ziet, ik ben nog steeds bezig om mezelf te overtuigen, maar deze reden is wel zwaarwegend en overtuigend.
Iets anders dan. Mijn voornemen om voorraden lekkers in huis te halen en daar niet (of met mate) aan te komen: geslaagd. Al zou je het niet zeggen, als je naar de foto van het lege schaaltje kijkt. Voor die leegte is maar één verklaring: Ajax.
Ik had de zelfbeheersing opgebracht dat schaaltje te vullen met hartjes en er af en toe één te nemen: maandag waren dat er twee, dinsdag vier – altijd nog veel en veel minder dan de handenvol die ik anders zou snoepen. Ik zou op deze manier tot aan Pasen met mijn voorraad kunnen doen, bedacht ik trots.
Totdat Ajax in de achtste finale van de Champions League tegen Benfica speelde en mijn jongste zoon met drie vrienden ging kijken. Zij beneden, ik boven, coronaproof. Ze hadden bier en chips. Geen moment vreesde ik voor mijn schaaltje, dat ver bij de televisie vandaan stond.
Toen ik de volgende ochtend beneden kwam, stonden de lege flesjes op de deurmat, de doppen en lege chipszakken lagen op het aanrecht, naast mijn schaaltje. Netjes naar de keuken gebracht, dat wel. Maar leeg. Niet één hartje over, niks meer dan een beetje stof. Of door alcohol je grenzen vervagen? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Als ik weer naar de winkel mag, koop ik nieuwe hartjes. En die verstop ik. Niet voor mezelf, deze keer.