Vrienden worden of afscheid nemen?
Slecht nieuws van het Centraal Bureau voor de Statistiek afgelopen vrijdag. Ondanks het Nationaal Preventieakkoord uit 2018 zijn we nog steeds te zwaar. En we roken en drinken te veel. 7,3% van de volwassenen drinkt overmatig, 8,3% is zware drinker.
Een korte uitleg: overmatige drinkers drinken per week meer dan 21 glazen (mannen) of meer dan 14 glazen (vrouwen). Je bent een zware drinker als je minstens 1 keer per week 6 of meer glazen alcohol op één dag drinkt (mannen) of minstens 1 keer per week 4 of meer glazen alcohol op één dag drinkt (vrouwen).
Het goede nieuws is dat ik volgens deze definities op zijn hoogst een matige drinker ben. Een enkele keer op muziekkamp wil er wel eens een week tussen zitten dat ik meer dan 21 glazen wegklok. Maar dan staan er ook al kannen wijn op tafel bij de lunch. De laatste keer dat ik 6 of meer glazen dronk moet meer dan 30 jaar geleden zijn.
Toch drink ik meer dan ik zou willen. Dat is een patroon dat ik ook zie bij collega-bloggers. Je slaat je zonder al te veel problemen door Dry January heen, maar daarna zit je al snel weer op je oude niveau. Of in ieder geval hoger dan je je had voorgenomen. Dat is het verslavende effect van alcohol.
20 jaar geleden kocht ik het boek ‘Nooit meer een kater’ van Allen Carr. Je ziet, ik ben al langer met alcohol bezig. Ik heb de afgelopen dagen mijn boekenkast doorgespit, maar ik kan het boek niet meer vinden. Als ik het mij goed herinner, schetst Carr een vergelijking tussen alcohol en een vleesetende plant. Een vlieg landt op de kelk van de plant, gelokt door een kleverige zoetstof. Lekker! Al etend gaat hij steeds verder de kelk in. En als hij weg wil vliegen, zit hij vast.
Aan het einde van het boek stelt Carr dat op tijd wegwezen de enige manier is om te ontsnappen. Dat vond ik wel een tegenvaller. Ik wilde nu juist een tussenweg. Wel alcohol, en maathouden. De baas blijven. Helemaal stoppen met alcohol was niet de boodschap waarnaar ik op zoek was. Maar dat beeld van die vlieg liet me ook niet los.
Inmiddels heb ik sinds 1 januari niet meer gedronken. Of nagenoeg niet meer gedronken. Het gaat me steeds gemakkelijker af. Maar gisteren stond ik voor mijn drankenkast:
- Een fles Calvados meegenomen uit Normandië.
- Een fles port die ik afgelopen Kerstmis van mijn zoon kreeg.
- Een bijzondere fles Rutte oude jenever, gerijpt op sherryvaten – een paar jaar geleden gekocht om samen met mijn oude buurman aan te breken, maar hij overleed voordat we eraan konden beginnen. De fles is nog niet aangebroken.
- Een fles Ierse whisky, cadeau van mijn mondharmonicaleerlingen bij de laatste les.
Nooit meer drinken? Ik weet het nog niet. De uitdaging is wellicht om vrienden te worden met alcohol. Lang geleden heb ik mezelf de beperking opgelegd om niet voor half tien ’s avonds te drinken. Het lukt heel goed om me daaraan te houden. Maar andere beperkingen zijn een stuk lastiger. Zoals alleen in het weekend.
Afijn, eerst maar naar Pasen. En volgende week ben ik jarig. Maar zoals de mindset nu is, verwacht ik dat ik het feestje ook wel zonder alcohol doorkom.