Alcohol in onze maatschappij deel 3
In het vorige deel las je over de vele maatregelen die in gang werden gezet in de 19e eeuw om het alcoholgebruik te beteugelen. In dit derde deel vertelt Rob Bovens, alcoholonderzoeker en coördinator van de Academische Werkplaats Verslaving bij Tranzo Tilburg University, over matig alcoholgebruik tot 1960 centraal.
Opvallend is dat voorvechters van alcoholmatiging vaak onder verantwoordelijke politici in ons land te vinden waren. Zo was Charles Ruijs de Beerenbrouck, premier tussen 1918 en 1933 een erkend drankbestrijder. Voor zijn premierschap, toen hij nog gouverneur was van de provincie Limburg, was hij gedurende 20 jaar voorzitter van de katholieke drankbestrijdingsbeweging Sobrietas. Ook Willem Drees, (socialistische) premier van 1948 tot 1958 was een drankbestrijder. Dit maakte dat in hun regeringsperiodes diverse aanscherpingen van de Drankwet van 1881 plaatsvonden. Maar zover als in de Verenigde Staten, waar in de jaren 20 de productie en verkoop van alcoholhoudende drank aan banden werden gelegd, is het in ons land niet gekomen. Het beleid in Nederland was voornamelijk gericht op het tegengaan van het drinken van sterke drank. Sommige drankbestrijdingsbewegingen zagen het drinken van bier niet als een groot probleem. In de 19e eeuw werden zelfs bierhuizen in het leven geroepen om het gebruik van sterke drank tegen te gaan.
Jeugd en alcohol
Er was ook een grote vrees, dat de jeugd te snel al aan de drank ging, zeker als het ging om weeskinderen. In Veenhuizen werden kinderen opgenomen in rijkswerkinrichtingen. Een treffend voorbeeld van preventie onder jongeren trof ik aan in een brief van Sobrietas begin 20e eeuw die verspreid werd via Vincentiusverenigingen onder pleegouders in achterstandswijken. In deze brief wordt ook het verschil in visie duidelijk tussen sterke drank en bier: “Waarde pleegouders, De bij u inwonende …. heeft zo ongeveer de leeftijd bereikt, waarop hij/zij kan beseffen hoe verderfelijk de invloed is van sterke drank. Wij rekenen op uw medewerking en steun om hem/haar aan het verstand te brengen, wat armoede en ellende hem/haar te wachten staat, als hij/zij zich daaraan overgeeft. Het beste middel om hem/haar daarvan af te houden is voorzeker, dat u zelf hem/haar nooit sterke drank geeft en toeziet dat ook anderen dit niet doen. Om hem/haar daarvoor geheel te behoeden, kunnen wij u niet beter aanraden dan hem/haar reeds nu te doen beloven tot aan/zijn 16e jaar niet eens bier te gebruiken; daardoor zal hij/zij zelf jenever of alcohol laten staan…”.
Oud nieuws
Grappig is dat nog maar zo’n tien jaar geleden, toen de leeftijdsgrens in Nederland nog niet op 18 jaar stond, vanuit diverse regionale projecten voor alcoholpreventie onder de jeugd initiatieven zijn gestart om door gemeenten brieven te laten schrijven aan ouders, waarin zij werden opgeroepen geen alcohol aan hun kinderen te geven vóór hun 16e jaar. Hoe origineel: honderd jaar eerder had men dat idee al. De vele preventieve maatregelen in de eerste helft van de 20e eeuw, de oorlogsjaren en de vele energie die de wederopbouw na 1945 vergde, leidde ertoe dat het alcoholgebruik in Nederland hard daalde ten opzichte van de 19e eeuw. Werd in de 19e eeuw gemiddeld nog tussen de 8 en 10 liter (pure) alcohol gedronken per volwassene op jaarbasis, in 1960 was dit gedaald tot een kwart daarvan, namelijk 2.3 liter (omgerekend een half tot een heel glas alcoholhoudende drank per dag).
Sober leven
Uit onderzoek van de Groningse hoogleraar sociologie Ivan Gadourek (1923-2013) bij een steekproef van 1279 Nederlanders, gepubliceerd begin jaren ’60, weten we dat Nederlanders voornamelijk in het weekend dronken (af en toe een borreltje). Een ander opvallend verschijnsel komt ook in zijn boek ‘Riskante Gewoonten’ voor: twee procent van de Nederlanders dronk wel eens alcohol bij de warme maaltijd. We kunnen ons dat tegenwoordig niet meer voorstellen, met de hele wijncultuur die vanuit de zuidelijke landen sinds de zestiger jaren is overgewaaid (waarover de volgende keer meer). Overigens: elf procent van de Nederlanders dronk volgens Gadourek wel eens water bij het warm eten, er werd dus überhaupt nauwelijks gedronken bij het eten.